Naïef Realisme in samenwerking

‘Als je dát doet, dan is het toch overduidelijk dat je niet eerlijk bent’. Er gaan  plausibele verhalen vooraf aan die conclusie. Al jaren ben ik aan het werk in allerlei samenwerkingsverbanden en de verhalen verschillen maar de teneur is dezelfde.
 
Als de ontstaansgeschiedenis van beroerde samenwerking aan mij wordt verteld dan zou ik kunnen concluderen: dat klopt inderdaad niet! De situatie wordt geschetst als objectief niet kloppend. Het venijnige is dat ook het andere verhaal zo evident lijkt.  
 
Bestaat de objectieve werkelijkheid? Nee. In het sociale verkeer is dat bekend (in de natuurkunde ligt dat mogelijk anders). Toch wijkt de praktijk af van dit besef. Over het algemeen reageert iemand op wat hij dènkt dat de ander waarneemt, voelt en denkt. We zijn voortdurend aan het gissen naar de motieven en gedachten van anderen. Soms hebben we het bij het rechte eind. Vaak niet.    
 
Wij allemaal maken gedachten constructies over hoe het zit in onze wereld; wat we voor waar en -onwaar houden. Mentale structuren van denken gebaseerd op onze ervaring, opvoeding en aanleg. Het gebruik hiervan vereenvoudigd onze werkelijkheid en waarneming waardoor we niet steeds opnieuw het wiel hoeven uit te vinden. 

Opmerkelijk is het volgende. Mensen hebben de overtuiging dat iedereen de dingen waarneemt ‘zoals ze echt zijn’. Als andere mensen dezelfde dingen dus anders zien, dan moeten zij wel bevooroordeeld zijn. Zelfs als beide partijen erkennen dat de ander de situatie anders waarneemt, denken beide partijen dat de ander bevooroordeeld is. De ene partij vindt zichzelf objectief en meent dat hun eigen waarneming van de werkelijkheid de basis voor overeenstemming moet zijn. (Lee Ross 2010, Stanford University). Dit wordt ‘naïef realisme’ genoemd.
 
Eenvoudige experimenten tussen partijen A en B laten zien dat een voorstel van A, als deze van A komt, op meer sympathie kan rekenen dan het voorstel vanuit B. Beide partijen verzetten zich tegen een compromis, uit angst dat hun bevooroordeelde tegenstander er meer mee opschiet dan zijzelf. Zo hebben onze gedachten constructen, hoe ik denk over mijzelf en de ander, impactvolle gevolgen voor samenwerking.
 
Wat is dan de oplossing, Nathalie? Het antwoord ligt in de kennis, het bewustzijn en de toepassing van die kennis op de situatie. Als ik mij realiseer (kennis) dat in mijn denken die kronkel zit, ‘ik denk goed, de ander niet’, dan helpt me dat om op een andere manier naar de situatie te kijken. Ik heb mijn eigen bias (vooroordeel) te erkennen. Dat is moeilijk, maar niet onmogelijk.
 
Op het moment dat je dit kunt, schuif je meer op richting de oplossing van een moeilijke werkrelatie. Wat wij waarnemen is subjectief en past precies in ons eigen straatje. Dat de ander dit ook zo doet, is winst om te weten. Dit weten brengt je in een positie waar vanuit je de twee meningen kan overzien. Dit wordt de meta-positie -de derde positie- genoemd: de positie van waaruit je beide meningen observeert. Eenmaal in die positie, val je niet samen met je eigen mening.   
 
Dus als het ‘als je dát doet, dan is het toch overduidelijk dat je niet eerlijk bent’, aan de orde is, dan bestaat dat veelal ook aan de andere kant van de tafel. Gesprek hierover is dan gevraagd in de wetenschap dat zelfs als beide partijen erkennen dat de ander de situatie anders waarneemt, beide partijen denken dat de ander bevooroordeeld is. Als dit geen werk betrof, was het misschien wel dol komisch geweest.